De complexiteit van wonden waarmee men tijdens overledenenzorg te maken kan hebben wisselt en is vaak afhankelijk van de discipline die overledenenzorg verricht.
Zo zal een medewerker rouwvervoer / overledenenverzorger die ter plaatse komt bij een traumaslachtoffer en een mortuariumbeheerder in het mortuarium waar het traumaslachtoffer wordt binnengebracht vaak met complexere verwondingen te maken hebben dan een verpleegkundige op een verpleegafdeling die een infuusnaald verwijderd.
Om deze rede is dit deelprotocol verdeeld in 6 hoofdstukken:
Prioriteit moet altijd worden gegeven aan de lijkschouw en het doel van de lijkschouw, namelijk het vaststellen van de aard van overlijden (natuurlijk- / niet-natuurlijk overlijden). Zie hiervoor het item “De Lijkschouw” op deze website.
Omdat onderzoek van wonden tijdens de lijkschouw bijdrage kan leveren aan de bevindingen van de schouwarts dient men wonden ongemoeid te laten tot het onderzoek “de lijkschouw” en / of aanvullend onderzoek in opdracht van de officier van justitie is afgerond.
Stelregel is dan ook dat, uitzonderingen daargelaten zoals staan beschreven in het item “De Lijkschouw”, zorg voor de overledene mag plaatsvinden als de schouwarts of officier van justitie daarvoor toestemming geeft (de overledene vrijgeeft).
Reguliere overledenenzorg en verzorging van (complexe) verwondingen betreft geen voorbehouden handeling. Eenieder die zich bekwaam acht mag tijdens overledenenzorg wonden verzorgen mits hij / zij opdracht heeft gekregen van de opdrachtgever.
De opdrachtgever zijn veelal de nabestaanden.
In geval van een traumaslachtoffer, een slachtoffer van een (vermoedelijk) misdrijf of een overledene waarbij (vermoedelijk) sprake is van suïcide kan ook politie de opdrachtgever zijn.
Verzorging van kleine verwondingen zoals verwonding door een infuusnaald worden veelal gezien als regulier onderdeel van de laatste zorg / het afleggen. Voor dergelijke verwondingen wordt doorgaans geen specifieke (aanvullende) opdracht gegeven. Zie voor de verzorging van kleine medische toepassingen het deelprotocol “Drains, katheters, infuus, ap stoma, up stoma, tracheastoma en maagsonde”.
Er zijn 4 redenen waarom wondverzorging bij een overledene plaatsheeft
In bloed en wondvocht zijn (schadelijke) micro-organismen aanwezig.
Om een veilige (werk) omgeving te creëren is van belang dat verspreiding van bloed en wondvocht wordt gestopt.
Gevaar bestaat dat door lekkage van bloed en wondvocht de overledene niet toonbaar is. Om de overledene toonbaar te houden en ervoor te zogen dat kleding van de overledene en kistbekleding niet doordrenkt raakt met bloed en wondvocht is goede wondverzorging van belang.
Bij zorg voor de overledene wil men in principe (uitzonderingen daargelaten) realiseren dat nabestaanden afscheid kunnen nemen van de overledene en opbaring kan plaatsvinden tot aan de dag van de uitvaart.
Om dit mogelijk te maken is wondverzorging in het algemeen en zeker op plaatsen die tijdens opbaring zichtbaar zijn noodzaak. Bij complexe verwondingen zoals grote wonden, ernstig beschadigde bot- en huidstructuren kan restauratie uitkomst bieden. Soms is visagie nodig om huiddefecten en huidverkleuringen te verbergen.
Huiddefecten bij een overledene zorgen veelal voor een onwenselijk voorspoedig ontbindingsproces.
Om te trachten opbaring tot aan de dag van de uitvaart te realiseren is in elk geval een goede wondverzorging van belang.
Bij alle vormen van overledenenzorg, dus ook bij verzorging van wonden, staat het welzijn van de medewerker(s) voorop. Vooral bij verzorging van wonden is het nemen van beschermingsmaatregelen door medewerkers tegen contact met (schadelijke) micro-organismen (bloed en wondvocht) van belang.
Bij het werken met een overledene met wonden bestaat de mogelijkheid dat de werkomgeving wordt besmet met (schadelijke) micro-organismen.
Bij doorlekken van bloed en wondvocht afkomstig van een overledene wordt de (werk)omgeving besmet met (schadelijke) micro-organismen.
Om deze twee redenen is hygiëne (werk) omgeving van belang.
Informatie over hygiëne (werk) omgeving kunt u vinden in het deelprotocol “Hygiëne werkomgeving” uit het protocol “Besmettingsgevaar & beschermingsmaatregelen” op deze website.
Bij het sluiten en restaureren van wonden wordt vaak gebruikgemaakt van gereedschappen die prik- en snijaccidenten kunnen veroorzaken (scalpels en hechtnaalden).
Bij het werken met gereedschappen dient de medewerker kennis te hebben van materiaalgebruik, de gevaren die erbij komen kijken en wat te doen in geval van een prik- / snijaccident.
Extra aandacht voor eigen veiligheid dient te worden besteed bij de zorg voor traumaslachtoffers. Bij deze zorg bestaat een groter / groot gevaar op prik- en snijaccidenten door de mogelijke aanwezigheid van botfragmenten.
Bij het draaien en verplaatsen van traumaslachtoffers met grote verwondingen, waarbij sprake is van de aanwezigheid van veel bloed en wondvocht, dienen medewerkers zich te beschermen tegen het gevaar van een spataccident (opspatten van lichaamsvloeistoffen zoals bloed / wondvocht).
Vooral buiten in de regen is tijdens onderzoek door de schouwarts / politiediensten en verplaatsing van de overledene voor vervoer reëel gevaar aanwezig op spataccidenten. Advies is om gebruik te maken van een veiligheidsbril.
Zie hiervoor in het protocol “Besmettingsgevaar & beschermingsmaatregelen” op deze website de deelprotocollen:
In dit protocol wordt onder “niet-complexe wonden” verstaan
Prioriteit is altijd het stoppen van lekkage van bloed en wondvocht. Op lichaamsdelen die tijdens opbaring niet zichtbaar zijn kan eventueel aanvullende bedekking worden aangebracht ter fixatie en om eventuele doorlekken op een later moment op te vangen.
Lichaamsdelen die tijdens opbaring onbedekt zijn kunnen na het stoppen van lekkage van bloed en wondvocht eventueel door middel van visagie toonbaar worden gemaakt.
Bij grote huiddefecten, gesloten grote huiddefecten en restauraties blijft in de periode van opbaring gevaar op lekkage bestaan. Ook is bij grote huiddefecten, gesloten grote huiddefecten en restauraties altijd sprake van verhoogde risico op een onwenselijks voorspoedig ontbindingsproces.
Om deze redenen is het advies om uit voorzorg de overledene te plaatsen in een lijkhoes / bodybag.
Voor het stoppen van bloedingen en lekkage evenals voor het sluiten van wonden bestaan verschillende (specialistische) producten. Het is aan de professional om een keuze te maken uit deze producten. Productkennis en ervaring speelt hierbij veelal een rol. Meer informatie kunt u vinden in “Handelwijzen en productinformatie”.
Als u niet op de hoogte bent van de uitwerking van een product (zoals bleek of incisiepoeder) om lekkage te stoppen kunt u het beste (als de mogelijkheid er is) de uitwerking testen op een verwonding die niet tijdens opbaring zichtbaar is voordat u deze gebruikt op een lichaamsdeel die tijdens opbaring wel zichtbaar is.
Kleine wonden waarvan wondranden niet wijken kunnen worden gesloten met wondlijm.
Na het stoppen van bloedingen / lekken van wondvocht bestaan verschillende mogelijkheden om wonden die niet tijdens de opbaring zichtbaar zijn te bedekken.
Het bedekken van huiddefecten heeft in de eerste instantie altijd als doel lekkage van bloed en wondvocht te stoppen. Aanvullende bedekking kan worden aangebracht om eventuele lekkage op een later moment op te vangen.
Voor wondbedekking op lichaamsdelen die tijdens opbaring niet zichtbaar zijn worden meestal de volgende producten gebruikt: Huishoudfolie, drukverband met vette watten, vochtabsorberende matjes (celstof matjes), gaas en tape. Meer informatie kunt u vinden in “Handelwijzen en productinformatie”.
Doorgaans heeft restauratie alleen plaats van op delen van het lichaam die tijdens de opbaring zichtbaar zijn.
Een belangrijk aspect van overledenenzorg is om verwondingen die tijdens opbaring zichtbaar zijn te restaureren zodat nabestaanden de overledene kunnen zien zonder geconfronteerd te worden met de verwondingen. Dit betreft voornamelijk wonden aan gezicht / hoofd, hals en handen.
Eerste prioriteit is dat bloedingen en lekkage van wondvocht worden gestopt. Na het stoppen van bloedingen en lekkage van wondvocht kan een schaafwond worden gecamoufleerd met make-up (visagie).
Snijwonden waarvan wondranden niet wijken kunnen worden gesloten met wondlijm.
Bij wonden waarvan de wondranden wijken kan een niet te strakke hechting in de diepere huidlaag ervoor zorgen dat de wondranden bij elkaar komen. Vervolgens kan de wond worden gesloten met wondlijm.
In geval het geheel restaureren en camoufleren van aanwezige verwondingen niet mogelijk is zal de doelstelling moeten zijn om aanwezige wonden zover te restaureren dat deze toonbaar zijn. Delen die niet toonbaar zijn kunnen worden afgeplakt met bijvoorbeeld een pleister.
In geval van schaafwonden is het niet altijd noodzakelijk om deze te verbergen met pleisters. Vaak is het wegnemen van de felheid van de wond met behulp van make-up voldoende om de overledene toonbaar te maken voor de nabestaanden. Voor het aanbrengen van make-up moet dan wel eerst eventuele lekkage van bloed en wondvocht worden gestopt.
Het klinkt vreemd, maar in de praktijk komt het voor dat nabestaanden het onbegrijpelijk vinden als bij een overleden traumaslachtoffer geen verwondingen te zien zijn. Te goed restaureren is dan ook niet altijd wenselijk!
Van belang is dat nabestaanden vooraf altijd goed worden ingelicht over wat zij te zien krijgen (qua verwondingen en restauratie) en dat bij de eerste confrontatie / rouwbezoek goede begeleiding aanwezig is. Het opeens geconfronteerd worden met verwondingen aan de overledene kan een traumatische ervaring zijn voor de nabestaanden. Goede uitleg kan nabestaanden ook doen overwegen om de overledene wel of niet te zien. Een goede begeleiding door de professional draagt bij aan een goede start van het rouwproces van de nabestaanden.
Het is van zeer groot belang dat de professional voor aanvang rouwbezoek altijd controleert of geen lekkage heeft plaatsgevonden en de restauratie nog intact is. Pas na deze controle kan rouwbezoek plaatsvinden!
Na restauratie kan voorzichtig make-up of restauratieve schmink worden aangebracht om de restauratie / verwonding te verbergen.
Eventueel kan een professionele visagist worden ingeschakeld.
In Nederland zijn visagisten die zich hebben gespecialiseerd in visagie van overledenen.
Naast reguliere visagie bestaat ook de mogelijkheid om airbrush visagie toe te passen.
Make-up wordt door de toepassing van airbrush op de restauratie aangebracht zonder contact te maken met de veelal fragiele restauratie.
In Nederland zijn airbrush professionals die zich hebben gespecialiseerd in airbrush visagie van overledenen.
Het kan voorkomen dat huiddefecten van dien aard zijn dat opvulling van de wond ter restauratie noodzaak is. Een specialistisch product hiervoor is restauratieve was.
Helaas heeft dit product ook een aantal nadelen:
Het restaureren van complexe wonden bij een overledene is voornamelijk een technische aangelegenheid waarbij een aantal professionele bekwaamheden van groot belang zijn, zoals:
Bij de verzorging van complexe wonden bij traumaslachtoffers is het gevaar op prik- en snijaccidenten door botfragmenten groot. Het is dan ook altijd prioriteit om eerst een veilige werkomgeving te creëren waardoor het risico op prik- en snijaccidenten door botfragmenten minimaal is.
Het is van belang dat voor aanvang overledenenzorg eerst een inventarisatie wordt gemaakt van de wonden en het gevaar op prik- en snijaccidenten door botfragmenten.
Handig is om indien mogelijk aanwezig te zijn bij de lijkschouw waar de schouwarts de verwondingen in kaart brengt.
Bij aanvang overledenenzorg zal men eerst eventuele botbreuken moeten fixeren en afplakken in het gebied waar geen restauratie nodig is. Nadat het gevaar voor prik- en snijaccidenten door botfragmenten is geweken kan het vervolg van de overledenenzorg doorgang vinden.
Zie voor meer informatie in het protocol “Besmettingsgevaar & beschermingsmaatregelen” de deelprotocollen:
Waar in de eerste instantie opbaring niet mogelijk lijkt kan dan veelal alsnog opbaring plaatsvinden.
In de praktijk komt het niet zelden voor dat politiefunctionarissen samen met de aanwezige gemeentelijk lijkschouwer / mortuariummedewerker / uitvaartondernemer besluiten dat door de aard van het trauma geen opbaring mogelijk is. Door dit besluit wordt nabestaanden de mogelijkheid ontnomen afscheid te nemen van de overledene.
Zowel politiefunctionarissen, mortuariumbeheer, uitvaartondernemer als de nabestaanden hebben altijd de mogelijkheid om een bedrijf in te schakelen die zich heeft gespecialiseerd in het restaureren van overledenen, om in elk geval te kijken of een restauratie alsnog mogelijk is (second opinion).
Vaak is meer mogelijk dan u denkt!
Hoe goed wondverzorging of restauratie ook is gerealiseerd, er is altijd de mogelijkheid dat een wond / restauratie (goed) zichtbaar blijft.
Om nadrukkelijke aanwezigheid van een wond / restauratie te verminderen kan worden “gespeeld” met licht.
Zo kan een niet aangedaan deel worden belicht en kan een aangedaan deel in de schaduw worden gezet.
Indien de mogelijkheid er is kan ook het grote licht in een afscheidsruimte worden gedimd.
Bij opbaring is het doel dat nabestaanden zo min mogelijk worden geconfronteerd met opvallende wonden / restauraties.
Een oplossing kan zijn om het bed / baar / kist tegen de muur te plaatsen met het (meest) aangedane deel van de overledene naar de muurkant.
Restauraties en visagie bij restauraties zijn doorgaans erg fragiel.
Bij een fragiele restauratie is het raadzaam om voor rouwbezoek aan nabestaanden uit te leggen welke lichaamsdelen van de overledene mogen worden aangeraakt. Men wil immers voorkomen dat een restauratie bezwijkt.
Naar handelwijze en productinformatie
|