Auteur: Marc Wiegman (gebruikte literatuur)
Deelprotocollen

Cytostatica en de laatste zorg (afleggen overledene)

Chemotherapie wordt toegepast bij de behandeling van kanker, de medicatie die dan wordt verstrekt heet cytostatica. Zelden komt een patiënt te overlijden tijdens een periode van chemotherapie. Doorgaans heeft overlijden plaats na het doormaken van een terminale fase die volgt nadat de behandeling met cytostatica is gestaakt.
Ondanks dat men bij overledenenzorg zelden te maken heeft met een overledene waarbij in de laatste levensfase cytostatica is toegediend, kan dit in de praktijk voorkomen.

Wanneer is cytostatica een risico

Een overledene kan een besmettingsbron zijn voor eenieder die zorghandelingen aan de overledene verricht. Besmetting heeft dan plaats via de huid.
Ook kan cytostatica zich tijdens zorghandelingen via de lucht verspreiden waardoor besmetting door inademing kan plaatsvinden.

De risicoperiode varieert afhankelijk van het type cytostaticum van 1 tot 14 dagen na toediening van het middel aan de patiënt. De periode na overlijden mag niet worden meegerekend omdat na overlijden geen afvoer van cytostatica uit het lichaam door metabolisme meer plaatsheeft.

Besmettingsbron

Als besmet moet worden gezien:

  • Een aanwezig infuussysteem met cytostatica
  • Cytostatica in de vorm van tabletten / capsules / crème / poeder
  • Urine
  • Ontlasting
  • Wondvocht
  • Bloed
  • Traanvocht
  • Transpiratie
  • Braaksel
  • Speeksel
  • Sperma
  • Vaginaal vocht

Risicovolle handelingen zijn

  • Bed verschonen / afhalen
  • Wassen / verzorgen van de overledene
  • Contact met hetgeen staat beschreven onder het item “Als besmet materiaal moet worden gezien”.
  • Contact met omgeving overledene tijdens de laatste zorg.
    Ter informatie
    Kruisbesmetting van cytostatica kan plaatsvinden als niet ordelijk wordt gewerkt en hygiënemaatregelen niet in acht worden genomen.

Risicogroepen

Mannen en vrouwen met een kinderwens, zwangere medewerksters en medewerksters die borstvoeding geven worden gerekend tot de risicogroep.
In geval van contact met een hoge dosis cytostatica duurt het gemiddeld langer om zwanger te worden. Tevens kan bij zwangerschap sprake zijn van vroeggeboorte en een lager geboortegewicht.

Met betrekking tot zorg voor overledenen is nooit onderzoek gedaan naar de CF-blootstelling (blootstelling aan cytostatica) en of sprake is van toelaatbare normen. Advies is dan ook dat personen in de overledenenzorgbranche en in de uitvaartbranche die tot de risicogroepen behoren geen overledenenzorg verrichten aan overledenen die in de periode van 14 dagen voor het overlijden zijn behandeld met cytostatica.

    Als aanvulling
    Medewerkers gezondheidszorg dienen protocollen van de werkgever te volgen die gelden voor het werken met cytostatica.

Beschermingsmiddelen

  • Nitrile handschoenen
      Onderbreek de zorg niet en zorg dat de omgeving niet met besmette handschoenen wordt besmet. In geval van onderbreking van de zorg of een defect aan de handschoenen dient men de handschoenen meteen uit te trekken (en af te voeren via het (besmette) afval). Vervolgens dient men meteen handreiniging toe te passen, ook alvorens men nieuwe handschoenen aantrekt om de zorg aan de overledene te continueren.
  • Beschermbril
    Hergebruik van de bril is mogelijk indien deze niet besmet is en goed is gereinigd met veel stromend water en zeep.
  • Mondneusmasker (FFP2)
  • Een overschort
    • Deze moet de huid en de onderliggende kleding voldoende beschermen tegen een besmetting met cytostatica.
    • Het materiaal van het overschort moet vochtafstotend zijn.
    • Een overschort moet bescherming bieden aan de armen en aan de voor- en zijkant van het lichaam.
    • Draag het overschort niet buiten de werkruimte.
    • Verwissel het overschort direct na een besmetting.
    • Behandel wegwerpschorten als cytostatica-afval.
    • Behandel niet-wegwerpschorten als besmet wasgoed.
    Als aanvulling
    Als professional dient u iedereen die betrokken is bij de overledenenzorg (zoals nabestaanden) adequate beschermingsmiddelen aan te bieden. Indien nodig dient u ook in instructie met betrekking tot het gebruik te voorzien.

Meer informatie over beschermingsmiddelen kunt u vinden in het item “Producten persoonlijke bescherming” in het in het “Protocol Besmettingsgevaar & beschermingsmaatregelen bij het werken met overledenen”.

Verwijderen infuus met cytostatica

In uitzonderlijke situaties kan een infuussysteem met cytostatica nog niet bij de overledene verwijderd zijn. Afdelingsverpleegkundigen dienen het infuussysteem met cytostatica te verwijderen en volgens protocol af te voeren. Medewerkers mortuarium, overledenenzorg en uitvaartzorg dienen deze handeling niet uit te voeren!

Wassen overledene

Het eventuele wassen van de overledene tijdens de laatste zorg dient plaats te vinden met wasdoekjes (Swash doekjes / -washandjes). Het wassen met wasdoekjes voorkomt besmetting van de medewerker(s) en de omgeving door het besmette waswater.

Afhalen beddengoed

Mortuariumbeheerders, overledenenverzorgenden en uitvaartdienstverleners hebben doorgaans de neiging om de ruimte waarin het overlijden heeft plaatsgevonden ordelijk achter te laten. Vaak wordt dan ook het bed afgehaald. Omdat beddengoed besmet kan zijn (met cytostatica, faeces met cytostatica of excretie met cytostatica) dient men deze handeling in een zorginstelling aan de afdelingsverpleegkundigen over te laten.

Gebruikte herbruikbare zorgproducten (niet-wegwerpartikelen)

Cytostatica zijn te verwijderen met een neutrale of basische zeepoplossing. Advies is om duurzame materialen zoals een beschermbril, een gelaatsmasker en overledenenzorgproducten grondig te reinigen met de juiste zeepoplossing en goed te spoelen met water uit de kraan. Daarna zijn ze weer klaar voor hergebruik.

Handhygiëne

Na het verwijderen van de nitrile handschoenen dient men de handen te wassen volgens het “Protocol Handreiniging”.

    Belangrijk
    U dient de handen niet te verzorgen met handenalcohol!

Eenieder dient na contact met de overledene of na contact met de omgeving van de overledene de handen te wassen volgens het “Protocol Handreiniging”.

Uitrekken / afdoen beschermende kleding

Bij het uittrekken / afdoen van beschermende kleding volgt u het “Uitkleedprotocol”.

Besmette wasgoed en besmette afval

Indien mogelijk dient u na geboden zorg wasgoed direct af te voeren als besmette wasgoed.
Indien mogelijk dient u na geboden zorg afval direct af te voeren als besmette afval.

    Ter informatie
    Bij overlijden in een zorginstelling dient u met cytostatica besmette afval en besmette wasgoed af te voeren volgens instellingsprotocol.

Overlijden op een verpleegafdeling

Indien overlijden op een verpleegafdeling plaatsheeft zal de verpleegkundige doorgaans de mortuariumbeheerder, overledenenverzorgende of uitvaartdienstverlener instrueren over de handelwijzen en de te nemen beschermingsmaatregelen.

Schoonmaakprotocol omgeving

  • Gebruik nitril handschoenen.
  • Maak bij het schoonmaken van de overledenenzorgruimte (mortuarium) geen gebruik van een hogedrukspuit.
  • Voer huishoudelijke reiniging uit van ‘schoon’ naar ‘vuil’.
  • Gebruik basische of pH-neutrale schoonmaakmiddelen.
      Ter informatie
      Veel schoonmaakmiddelen zijn sterk alkalisch en zijn daarom niet geschikt voor specifieke reinigen van oppervlakken besmet met cytostatica.
      Belangrijk
      Gebruik geen chloor of alcohol. Chloor en alcohol fixeert cytostatica juist en verwijdert het niet.
  • Gebruik disposable microvezeldoekjes voor de werkoppervlakken en voer deze indien mogelijk af via het besmette afval. Verwijder na de werkzaamheden direct de afvalzak!
  • Gebruik een dweil of mop voor de vloer en voer deze indien mogelijk direct af als besmet wasgoed.

Veegproeven

Indien overlijden plaatsheeft op een verpleegafdeling in een zorginstelling (ziekenhuis) dient men de kamer te reinigen zodra de overledene de kamer heeft verlaten. Volgens protocol zorginstelling dient door middel van veegproeven te worden gecontroleerd of sporen van cytostatica voldoende zijn verwijderd. Het reinigen van de kamer en veegproeven worden door medewerkers zorginstelling uitgevoerd die daarvoor door instructie bevoegd en bekwaam zijn.

    Ter informatie
    In een mortuarium vinden doorgaans geen veegproeven plaats.

Hoe weet een mortuariumbeheerder, overledenenverzorgende of uitvaartdienstverlener dat sprake is van de aanwezigheid van cytostatica?

In Nederland geldt het medische beroepsgeheim. In principe mogen artsen, verpleegkundigen en verzorgenden geen informatie aan derden verstrekken over ziekte en behandeling van een patiënt. Het medische beroepsgeheim blijft ook in stand na overlijden van een patiënt.

In principe bent u als mortuariumbeheerder of als uitvaartdienstverlener dan ook niet op de hoogte van de eventuele aanwezigheid van cytostatica. In de praktijk komt het voor dat zelfs nabestaanden niet op de hoogte zijn van ziekte van de overledene en behandeling met cytostatica.

Toch zijn er methoden om als mortuariumbeheerder / uitvaartdienstverlener te achterhalen welke beschermingsmaatregelen genomen moeten worden en of sprake is van de aanwezigheid van cytostatica.

Overledene op verpleegafdeling

  • Kijk of verpleging op de verpleegafdeling beschermende maatregelen treft in contact met de overledene of in de omgeving waarin het overlijden heeft plaatsgevonden. Tref dan dezelfde beschermingsmaatregelen.
  • Kijk bij het betreden van de ruimte van overlijden, rondom de overledene, op waszakken en op afvalzakken of het volgende logo aanwezig is:
      cytostatica
  • Vraag aan verpleging of sprake is van besmettingsgevaar / besmettingsrisico en welke beschermingsmaatregelen moeten worden getroffen. Deze informatie en instructie over beschermingsmaatregelen valt niet onder het medische beroepsgeheim.
  • Kijk in de omgeving waar het overlijden heeft plaatsgevonden of beschermingsmiddelen aanwezig zijn (zoals schorten, mondneusmaskers). Vraag aan verpleging om de rede van deze beschermingsmiddelen, vraag om instructie en neem dezelfde beschermingsmaatregelen als de afdelingsverpleegkundigen.
  • Kijk bij het betreden van de kamer of sprake is van een sluis (toegang tot de kamer met 2 deuren). De aanwezigheid van een sluis kan wijzen op besmettingsrisico.
  • Vraag aan verpleging om een overdracht.

Overledene in mortuarium

  • Vraag als uitvaartdienstverlener aan het mortuariumbeheer om een overdracht.
  • Kijk bij het betreden van de het mortuarium, op de koeling, rondom de overledene, op waszakken en op afvalzakken of het volgende logo aanwezig is:
      cytostatica
  • Vraag als uitvaartdienstverlener aan het mortuariumbeheer of sprake is van besmettingsgevaar en of beschermende maatregelen genomen moeten worden.
  • Kijk als uitvaartdienstverlener welke beschermende maatregelen de mortuariumbeheerder neemt en neem dezelfde beschermingsmaatregelen.

Overledene in thuissituatie

  • Kijk welke beschermende producten in de omgeving van de overledene te vinden zijn, vraag de rede aan de nabestaanden en neem dezelfde beschermingsmaatregelen.

In contact met de nabestaanden

  • Om een inschatting te maken van eventueel besmettingsrisico kunt u informeel aan nabestaanden vragen hoe het met de nabestaanden gaat en of de overledene lang heeft geleden. Vaak krijgt u van nabestaanden informatie over de laatste periode voor het overlijden. U kunt dan zelf opmaken of beschermingsmaatregelen noodzakelijk zijn.

Belangrijk
Bij cytostatica en de laatste zorg geldt dat werkinstructies die u krijgt overgedragen met betrekking tot beschermingsmiddelen en hygiëne werkomgeving voorrang hebben boven de handelwijzen zoals in dit protocol staan beschreven. Deze werkinstructies kunt u als mortuariumbeheerder, overledenenverzorger of uitvaartdienstverlener krijgen van afdelingsverpleegkundigen, medici, hygiënist of apotheker.

Gebruikte literatuur:

  • Werkgroep Infectie Preventie
  • Arboportaal
  • Arbocatalogus UMC’s 2017
  • Kwaliteitshandboek Cytostatica Antoni van Leeuwenhoek, Versie 6, 2018

© Copyright 2005 - Wiegman Communications www.uitvaart-adresgids.nl / www.overledenenzorgpro.nl